Wet Bibob

Alles over de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB)

De gemeente en de wet Bibob

De Wet Bibob is complexe materie. Vooral voor kleinere gemeentes geldt dat zij vaak weinig ervaring hebben met de Wet Bibob en bij hen is niet altijd bekend hoe en wanneer de wet dient te worden toegepast. Relevante vragen als wanneer mag een bibob advies worden aangevraagd en op welke wijze dient dit te geschieden alsmede in hoeverre mag van de juistheid van een advies van het Landelijk Bureau Bibob worden uitgegaan zijn daarbij aan de orde.

 Aanvraag Bibob-advies

Er mag niet in alle gevallen een bibob-advies worden gevraagd. In de eerste plaats dient de adviesaanvraag te vallen binnen het toepassingsgebied van de Wet Bibob. Sinds de wijziging van de Wet Bibob per 1 augustus 2020 is het toepassingsbereik verruimd. Voor horecaondernemers is de Wet Bibob bijvoorbeeld relevant bij vergunningen voor een seksinrichting, een café, een restaurant, een coffeeshop, diverse omgevingsvergunningen en bepaalde vastgoedtransacties.

Gemeenten kunnen in beginsel zelf bepalen welke vergunningen aan de Wet Bibob worden getoetst. Het uitgangspunt daarbij is het voorkomen van het faciliteren van criminele activiteiten in de lokale economische sectoren. Dat betekent dat gemeenten in beleidslijnen kunnen onderbouwen op welke vergunningen en bij welke randvoorwaarden zij de Wet Bibob wensen in te zetten.

Voorts geldt dat bestuursorganen vóór het aanvragen van een advies eerst zelf de integriteit van de betreffende partij dienen te onderzoeken. Daarbij zal eerst bekeken moeten worden of er geen bestaande weigeringsgronden of andere instrumenten ingezet kunnen worden om de vergunning of de activiteiten te weren/weigeren. Ook zal onderzocht moeten worden of het bestuursorgaan niet zelfstandig de Wet Bibob kan toepassen. De mogelijkheden voor het doen van onderzoek door bestuursorganen zelf is met voornoemde wijziging van de Wet Bibob verruimd. Zo heeft het bestuursorgaan nu toegang tot meer justitiele gegevens. Het betreft niet alleen gegevens van de betrokkene en (indirecte) bestuurders, maar ook van sommige derden, waaronder de directe/indirecte vermogensverschaffer en leidinggevenden.

Verder geldt dat er voldoende indicatoren/aanwijzingen dienen te zijn voor het aanvragen van een Bibob-advies. Als het bestuursorgaan onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht, kan het LBB een adviesaanvraag weigeren.

Indien aan de voorwaarden voor het aanvragen van een bibob-advies is voldaan, kan middels een formulier het Landelijk Bureau om een advies worden gevraagd.

Advies LBB

Wordt een advies van het LBB ontvangen dan is de eerste vraag in hoeverre een bestuursorgaan dit advies aan de besluitvorming ten grondslag mag leggen. Op grond van vaste jurisprudentie geldt dat, gelet op de expertise van het LBB, in beginsel van het advies van het bureau mag worden uitgegaan. Dat neemt echter niet weg dat een bestuursorgaan zich ervan moet vergewissen dat het onderzoek naar de feiten en omstandigheden op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden dat de feiten de conclusies kunnen dragen. Dat is bijvoorbeeld niet het geval indien de feiten voor de conclusies te weinig of te weinig directe aanwijzingen bieden of omdat deze in verschillende richtingen wijzen, onderling tegenstrijdig zijn of niet stroken met hetgeen overigens bekend is.

Hoewel in beginsel dus van het advies mag worden uitgegaan, zal het bestuursorgaan in het kader van de vergewisplicht wel onderzoek moeten doen naar de wijze van totstandkoming van het advies en of het advies wel, zoals dat wordt genoemd, ‘’concludend’’ is.

Uitkomsten van het advies

Er zijn drie mogelijke uitkomsten van Bibob-advies. Deze zijn:

  • Er is sprake van ernstig gevaar. In dat geval kan de aanvraag worden geweigerd, de beschikking worden ingetrokken, maar het verbinden van voorschriften aan de beschikking indien weigering/intrekking niet proportioneel is, is met de wijziging van de Wet Bibob per 1 augustus jl. ook mogelijk geworden;
  • Er is sprake van een mindere mate van gevaar. In dat geval zouden er bijvoorbeeld voorschriften kunnen worden verbonden aan een vergunning. Die voorschriften zullen wel gericht dienen te zijn op het wegnemen of beperken van het gevaar;
  • Er is geen gebleken gevaar dat de vergunning zal worden misbruikt. In dat geval hoeft de Wet Bibob geen belemmering te zijn om de vergunning te verlenen.

Afhankelijk van de uitkomst van het advies zal het bestuursorgaan een besluit dienen te nemen.

Het implementeren van de Wet Bibob is binnen de gemeentelijke overheid inmiddels eerder regel dan uitzondering. Hoewel de implementatie relatief eenvoudig is, lopen gemeenten echter regelmatig op tegen tal van vragen zoals:

  • Welke gegevens worden opgevraagd in het kader van de aanvraag?
  • Hoe toetst men de aanvraag exact?
  • Welke indicatoren geven eventueel aanleiding voor een diepgaande(re) toets?
  • Welke aanvullende vragen kunnen aan de aanvrager het best worden gesteld en hoe moet met de antwoorden worden omgegaan?
  • Op welke wijze valt een "ernstige mate van gevaar" te onderbouwen?
  • Hoe moet het begrip "zakelijk samenwerkingsverband" exact worden uitgelegd? 
  • Hoe moet de verkregen informatie van de (nieuwe) informatieleveranciers (gemeenten, provincies, ILT, De Kansspelautoriteit, de ACM) worden gewogen?
  • Hoe moet worden omgegaan met een verkregen tip van het OM?
  • Etc.

Meester Advocaten staat gemeenten bij in lastige vraagstukken omtrent de Wet Bibob. In verschillende varianten kan van advies worden gediend. Bijvoorbeeld als vraagbaak, of in de gehele begeleiding van één of meerdere specifieke Bibob-procedures. U kunt daartoe contact opnemen met één van onze Bibob-experts.

Onze Bibob-experts

Neem contact op met Raoul Meester
Meester Advocaten Foeliestraat 18 1011 TM Amsterdam
t: +31 (0)20-409 55 55 f: +31 (0)20-409 54 44 meester@meesteradvocaten.nl
Neem contact op met Kenny van der Hoeven
Advocaat Foeliestraat 18 1011 TM Amsterdam
t: +31 (0)20-409 55 55 f: +31 (0)20-409 54 44 vanderhoeven@meesteradvocaten